De Olympische Spelen blijven zichzelf vernieuwen: welke criteria gelden om olympische sport te worden?
Van de ene olympiade naar de andere verschijnen er nieuwe disciplines, terwijl andere verdwijnen. Waarom gebeurt dit? Wat zijn de criteria waaraan een sport moet voldoen om opgenomen te worden in het Olympische programma?
Terwijl de Paralympische Spelen in Parijs net van start zijn gegaan, blikken we terug op de succesvolle Olympische Spelen die hier eerder dit jaar plaatsvonden. Hoewel sommigen voorspelden dat de Parijzenaars zware ontberingen zouden meemaken tijdens de Spelen, met voorspellingen van een ware hel aan de oevers van de Seine, blijkt de werkelijkheid veel rooskleuriger. Dit pessimisme is niet nieuw in Frankrijk; een vergelijkbare sfeer hing in 1900 tijdens de tweede Olympische Spelen van het moderne tijdperk.
Wat deze edities van de Spelen in Parijs uniek maakt, vooral die van 1900 en 1924, zijn de disciplines die op het programma stonden. De Spelen van 1900, die plaatsvonden in het kader van een wereldtentoonstelling, duurden maar liefst vijf en een halve maand. Van de 19 sporten die officieel werden erkend, keerden drie nooit meer terug: croquet, cricket en baskisch pelota. Andere sporten, zoals tennis en golf, zouden jarenlang afwezig zijn. In 1924 werd rugby union voor het laatst officieel gespeeld, terwijl disciplines zoals savate en baskisch pelota toen als demonstratiesporten werden beschouwd, samen met kanoën.
Vandaag de dag is het concept van demonstratiesport verdwenen. Sommige van deze disciplines, zoals kano-kajakken, hebben hun weg gevonden naar het officiële programma. Gelukkig, want zonder deze evolutie zou Tony Estanguet niet de architect zijn geweest van de huidige Olympiade, die 32 sporten en 329 competities omvat, waaronder breakdance, klimmen, skateboarden en surfen. Honkbal/softbal is echter een sport die komt en gaat sinds zijn debuut in 1992. Het was afwezig in Parijs, maar keert over vier jaar terug naar Los Angeles.
Welke criteria gelden om een olympische sport te worden?
Andere disciplines die (bijna) onafgebroken op het programma van de Olympische Spelen staan sinds de editie van Athene in 1896, lijken soms gedateerd of weinig populair in bepaalde regio’s. Toch worden deze sporten op andere plaatsen ter wereld veel beoefend. Het Internationaal Olympisch Comité (IOC) gebruikt verschillende criteria om te bepalen welke sporten op het Olympische programma komen.
Een eerste criterium zijn de technische kenmerken van de sport: het aantal evenementen, de benodigde infrastructuur en de operationele kosten. Dit zorgt ervoor dat de organisatie van de Spelen haalbaar en financieel verantwoord blijft. Het tweede criterium is de historische betekenis van de sport. Disciplines zoals schermen, worstelen en gewichtheffen maken deel uit van de lange geschiedenis van de mensheid en hebben daardoor een speciale plaats op de Olympische agenda.
Het derde criterium betreft de universaliteit van de sport. Voor een sport om op het Olympisch programma te blijven, moet deze op wereldwijde schaal beoefend worden. Voor mannen betekent dit dat de sport in minstens vijftig landen op ten minste drie continenten beoefend moet worden. Voor vrouwen geldt een minimum van 35 landen verspreid over drie continenten. Daarnaast speelt populariteit een rol: trekt de sport veel publiek, is deze telegeniek of fotogeniek? Bijvoorbeeld, surfen, dat aan de andere kant van de wereld plaatsvond, leverde wellicht een iconische foto op van Gabriel Medina die leek te zweven boven het water.
Ook de populariteit op internet en de aantrekkingskracht voor nieuwe sponsors zijn belangrijke overwegingen. Het IOC kijkt niet alleen naar de sport zelf, maar ook naar hoe deze bijdraagt aan de aantrekkingskracht en financiële gezondheid van de Olympische Spelen.
Een nieuw publiek aantrekken
Is de sport populair onder jongeren en kan deze een nieuw publiek naar de Spelen trekken? Sportklimmen en breakdance in 2024, evenals beachvolleybal, BMX en surfen in eerdere edities, spelen een belangrijke rol in het verjongen van de Olympische beweging en het aantrekken van een nieuw publiek. Het IOC streeft er ook naar om het grote publiek kennis te laten maken met nieuwe en aantrekkelijke disciplines.
Daarnaast is het imago van de sport een belangrijk criterium. Dit omvat aspecten zoals gendergelijkheid, transparantie, eerlijkheid, aantrekkelijkheid, milieu-impact en de strijd tegen doping. Deze factoren kunnen bijdragen aan een positief imago en bredere acceptatie van de sport.
Tot slot evalueert het IOC de toekomstperspectieven van de sport. Dit betreft de gezondheid en het beleid van de internationale federatie en haar vermogen om de sport op lange termijn te waarborgen. Ook worden de financiële stabiliteit van zowel de internationale als nationale federaties bekeken. Hoewel de Spelen hebben aangetoond dat zelfs minder bekende sporten veel kijkers kunnen trekken, ligt de uitdaging nu bij deze federaties om dat publiek ook naar trainingslocaties en lokale evenementen te brengen.